Onderweg van Hella naar Kirkjubaejarklauster bezoeken we verschillende watervallen.
Volgens mij heeft het de hele nacht geregend; elke keer als ik wakker werd, hoorde ik het getik van de regen. Dan weer hard en dan weer zacht. Tegen acht uur ben ik het zat; het zal wel niet meer droog worden. En ik verlaat de tent op weg naar het wasgebouw. Als ik terug kom is het warempel droog en pakken we snel de tent in. Daarna gaan we op ons gemak binnen ontbijten.
Iets na negenen rijden we weg in de richting van Hvolsvöllur. Bij dit dorp gaan we de ringweg af en weg nr 261 op, kijken hoe dicht we bij de gletsjers kunnen komen. We komen verschillende kleine watervallen tegen. Als het asfalt overgaat in een zeer slecht grindpad, besluiten we een stukje terug te rijden en nemen we weg nr 250 richting de ringweg. We zitten nog maar net op de ringweg of er staat een bordje "bezienswaardigheid". We gaan weg nr 249 op en al vrij snel staan we voor de Seljalandsfoss; een waterval waar je achter door kunt lopen.
Als we de bus die net op het parkeerterrein stond de richting van de gletsjers uit zien gaan, besluiten we dat ook te doen. Een nieuwe poging. We zien ook nog de Gljúfrafoss; een kleine waterval die half in een kloof verborgen ligt. Ook deze weg wordt een grindpad, maar het gaat nog best goed. De bus is in geen velden of wegen meer te zien. En dan opeens staan we voor water. En ja, een rivierdoorsteek kunnen we met onze auto niet maken. Jammer, we hebben nu alles geprobeerd om Porsmörk te bereiken, maar dat is helaas niet mogelijk, dan hadden we maar een jeep moeten huren. Met enige moeite keren we om en gaan we terug naar de ringweg. Al vrij snel als we weer op de ringweg zitten, wordt er verwezen naar Pardísarhellir; paradijsgrot. We parkeren onze auto en gaan te voet verder. Het gras is erg drassig en soms zouden laarzen op z'n plaats geweest zijn. Als we bij de rotswand aankomen, zien we een touw hangen. Michiel klimt zes meter omhoog langs het touw en kan in de grot kijken. Als hij weer beneden is, lopen we terug naar de auto.
De volgende stop is Skógar, maar voordat we de gigantische waterval Skógafoss van 60 meter hoog op de foto nemen, maken we een paar lekkere tosti's. Na deze lunch en de nodige foto's gaan we richting Vík. We nemen weg nr 218 naar Dyrhólaey. Dit is een 120 meter hoge kaap, die in zee uitsteekt. Langs de weg bevinden zich mooie tufsteenformaties. Een smalle weg leidt ons tot boven bij de vuurtoren. Onderweg komen we een bus tegen, die ons met veel moeite kan passeren. Als je hier denkt alleen te staan bij een mooi natuuraanzicht, dan kom je vaak bedrogen uit. Meestal komt er toch nog wel een bus aanrijden; die komen werkelijk overal.
Het is tot nu toe bijna de hele tijd droog geweest, maar tegen half drie vallen weer de eerste druppels. In de stromende regen rijden we door een heel mooi landschap. Als we Vík voorbij zijn, rijden we een grote spoelzandvlakte (Mýrdalssandur) op, die gevormd is door de gletsjerrivieren. In dit gebied komen regelmatig zandstormen voor, waarvoor waarschuwingsborden en knipperlichten staan. Een tijd lang zien we alleen maar zwart zand en kleine rotsblokken. Het regenen houdt nu op en we gaan op zoek naar een camping. Het blijkt overigens dat het in dit gebied twee keer zo veel regent als in de rest van het land. Aan beide kanten van de weg zie je zo ver als je kijken kunt alleen maar stenen. Opeens een heuveltje met daar rondom heen talloze steenmannetjes. We zijn aangekomen bij Laufskálavördur. Een stukje verder verandert het landschap volkomen; we rijden door Eldhraun. Dit is een heel groot lavaveld, dat begroeid is met een dikke laag mos. We zien een lange rij kraters, die markeren de scheur van 24 kilometer, waaruit in 1783 lava stroomde.
In Kirkjubaejarklauster vinden we een camping. We zetten de tent op en lopen het dorp nog even in. We aanschouwen de kerk, VVV, twee hotels, een paar huizen en een schitterende waterval; de Systrafoss. We lopen terug naar de camping en pakken al onze spullen om binnen op ons gemak te koken en eten. Langzaamaan trekt de lucht helemaal open en even na half tien, als we net aan de koffie en de thee zitten, besluiten we nog een wandeling te maken. We willen bij de waterval omhoog en dan de route volgen, die in ons wandelboekje staat. We klimmen steil omhoog over het paadje langs de waterval. Al vrij snel komt er een Nederlander achter ons aangelopen. Hij zit bij ons op de camping en heeft behoefte aan een Nederlands praatje. Met z'n drieën lopen we verder en al vrij snel staan we boven aan de waterval en hebben we uitzicht op het Systravatn (zustermeer). We lopen zo'n half uur over de vlakte en bij een basaltmuur begint de korte afdaling. We kijken nog even bij Kirkjugólf; een groot aantal onder de grond gelegen basaltkolommen, die aan de bovenzijde gelijk liggen met het vloeroppervlak. Iets na elf uur zijn we terug op de camping en zoeken we gelijk onze slaapzak op.
Kirkjubaejarklauster 15º C 240 km