Van Villahermosa via Escárcega naar Chetumal. We bezoeken 's middags de opgraving Chicanná.
Om acht uur ben ik aangekleed en ga ik op weg naar de supermarkt om yoghurt en broodjes voor het ontbijt te halen. Michiel draait zich nog een keertje om. Tegen half negen ben ik terug en heeft Michiel alles netjes ingepakt. We ontbijten op ons gemak en nemen daarna al onze spullen mee naar de receptie om uit te checken. Er zijn nog een paar mensen voor ons en Michiel gaat alvast de auto halen. Als ik met de bagage aan kom lopen, rijdt hij de auto net voor. Het is precies negen uur als we wegrijden langs het park en al gelijk op de goede weg zitten richting Escárcega. We rijden al snel de stad uit en de eerste vijftig kilometer zijn ze hard aan het werk om de weg te verbreden.
We moeten vandaag op twee plaatsen tol betalen. De eerste keer als we Villahermosa net uit zijn en de tweede keer als we bij in Chablé zijn op de grens tussen de deelstaten Chiapas en Tabasco. Vlak daarna passeren we een militaire post. Michiel moet de kofferbak open maken en na een blik hierin te hebben geworpen mogen we doorrijden. We passeren vandaag nog enkele militaire en politieposten. Ondertussen is het landschap al aardig veranderd. Hadden we vlak na Villahermosa allerlei meertjes en grote grasvlaktes aan beide kanten van de weg. Nu is het heuvelachtig en meer bosachtig. Bij Escárcega splitst de weg zich, wij gaan nu richting Chetumal; dwars door het binnenland. We zijn de stad nog niet uit of de bebossing wordt erg dicht. Soms is er een open vlakte, omdat er bomen gekapt en de grond afgebrand is. De weg gaat nu ook steeds meer omhoog en omlaag. Maar we hebben nog wel steeds lange rechte wegen, waar je hele stukken weg kunt kijken. Het is echt een fantastisch mooie rit dwars door het oerwoud.
Na een kilometer of zeventig komen we langs Laguna Silvituc; een heel mooi meer waar langs de kant volop waterlelies bloeien. Ondertussen is er van de blauwe lucht niet veel meer te zien. Het is flink bewolkt en links van ons hangt een grote regenbui. We rijden lekker door en gelukkig is het nu wat rustiger op de weg. Het eerste stuk was erg druk met grote vrachtwagens en dat is soms erg lastig inhalen. Rond twee uur komen we in een bui terecht, maar dat duurt gelukkig maar even, want de ruitenwissers van de auto zijn niet afgestemd op slecht weer. Op een gegeven moment ligt er rechts op de weg wit gruis en vlak daarna ligt over de gehele breedte van de weg. We kunnen onze voorgangers niet meer zien, zo'n stofwolk hebben die veroorzaakt. We minderen vaart en zien nu dat alle bomen en planten langs de kant van de weg ook helemaal wit zijn. Het is enkele minuten stof happen en dan staan we opeens weer op de goede weg.
Tegen drieën komen we bij Chicanná aan. We stopen rechts van de weg, omdat daar de verwijzing naar de opgraving is, maar als we ons omdraaien zien we dat we aan de overkant van de weg moeten zijn. Daar staat een slagboom met een huisje en een groot bord van ons hotel. De man bij de slagboom vraagt of we op zijn lijstje staan en noteert dan ons nummerbord bij onze naam. We rijden een stukje het bos in en dan zien we een lachende Mexicaan al wijzen waar we onze auto neer moeten zetten. We checken in en worden naar ons huisje gebracht. Op het terrein staan allemaal stenen huisjes met rieten daken, waarin steeds vier kamers zijn. Wij hebben een kamer op de eerste verdieping en moeten over de kolossale trap voor het huisje naar boven. We hebben een ruime kamer en een groot balkon. We eten en drinken wat en gaan dan terug naar de auto.
Michiel gaat naar de receptie om te vragen of ze onze vlucht terug naar Nederland willen bevestigen. Hij komt lachend terug; ze hebben hier geen telefoon, fax of internet. We rijden weer langs de slagboom en steken rechtdoor over. Na zo'n 400 meter staan we op de parkeerplaats van de opgraving Chicanná; er staan slechts twee auto's. We kopen kaartjes en lopen over een pad dwars door het oerwoud. We komen langs een aantal restanten in Río Bec-stijl, gebouwen met slanke torens met ronde hoeken, en een mooie tempel in Chenes-stijl. Het begint ondertussen flink te donderen, maar we houden het gelukkig droog.
Na dit bezoek rijden we terug en planten we ons om half vijf op ons balkon voor de borrel. Een tijdje later gaat Michiel handdoeken bij de receptie halen en nemen we een duik in het zwembad. We liggen daarna nog even aan de kant, maar het is fris als je uit het water komt en de aanwezige Italianen maken zo veel lawaai, dat we besluiten om terug te gaan. En zo zitten we om half zeven weer lekker op ons balkon te genieten van de rust, voordat we dadelijk gaan eten. Om half acht gaan we naar het plaatselijke restaurant. We zitten binnen en al vrij snel zijn bijna alle tafels bezet. We bestellen en krijgen allebei iets lekkers. Michiel wil nog iets na en kiest een custardpuddinkje.
Om negen uur zijn we terug bij ons huisje en gaan we nog even lekker op het balkon zitten. Daar is het overigens koeler dan in de slaapkamer, waar de ventilator maar één stand kent. Na ongeveer twintig minuten valt opeens overal het licht uit en zien we twee mensen met zaklampen door het bos lopen. Vrij snel daarna gaat al het licht weer aan; het aggregaat draait weer. Het licht blijft flikkeren; het aggregaat doet het niet helemaal lekker. Maar gelukkig blijft het de hele nacht draaien, zodat de ventilator ook z'n werk kan doen.
453 km